Een reuzenboek

12 december 2025

Groot, groter, grootst. In januari 2024 begon ik met het schrijven van mijn tweede boek, over de herontdekking van het oude Egypte. Ik heb hiervoor de afgelopen twee jaar in verschillende bijzondere bibliotheken een paar grote antieke boeken mogen bekijken, veelal met prachtige platen erin, en tot voor kort dacht ik daarbij het grootste wel te hebben gehad. De enorme Description de l'Égypte in Haarlem, de al even enorme boeken van Champollions expeditie in Leiden. Maar gisteren kwamen deze pillen ineens een beetje in de schaduw te staan, toen ik in Den Haag de Koninklijke Bibliotheek bezocht om daar de twaalfdelige Denkmäler aus Ägypten und Äthiopien te bekijken, die medio negentiende eeuw verscheen als resultaat van een grote Duitse wetenschappelijke expeditie naar Egypte in de jaren 1842-1845. Dat het grote boeken zouden zijn, dat had ik wel verwacht, maar eenmaal gearriveerd bij de Koninklijke Bibliotheek bleek al gauw dat 'groot' in dit geval de lading niet helemaal dekt. Wat heet! De boeken waren bijna een meter hoog, opgeslagen bedekten ze bijkans een volledig tafelblad. En ze waren daarbij zó zwaar, dat ze telkens door twee medewerkers van de K.B. getild moesten worden! Je kan kortom zonder overdrijving spreken van reuzenboeken, die naar ik begreep echter juist door die kolossale omvang helaas in een kwetsbare staat verkeren. Om die reden kunnen ze niet zomaar worden ingezien, maar gelukkig mocht ik gister toch langskomen om een deel van dit titanenwerk te bekijken en door te bladeren. Wat een ervaring!

Een van de kleurige prenten in het eerste deel van de Denkmäler

Behalve groot van formaat, zijn de boeken ook groot voor wat hun inhoud betreft. Ze staan vol met honderden kopieën van Egyptische tempelmuren en grafreliëfs, nauwkeurig tot in de kleinste details. Tijdens de expeditie waar deze Denkmäler de vrucht van is, werden overal in Egypte en Nubië door egyptoloog Lepsius (1810-1884) en zijn team ontelbare stroken en kolommen hiërogliefen minutieus gekopieerd, om later uitgesorteerd naar tijdperk en locatie in de reusachtige boekbanden te worden gepubliceerd. Daarnaast staan er sfeerprenten van verschillende Egyptische tempels in, alsmede talloze plattegronden en doorsnedes, telkens met daarbij vermeld de afmetingen van zuilen, muren en deurposten. Uit de twee dikke Duitse pillen die ik vorig jaar in het Neues Museum in Berlijn heb gekocht en afgelopen tijd heb doorgeploegd, begreep ik dat al deze kaarten destijds zijn gemaakt door één man, met weinig meer dan een meetlint en een blijkbaar heel behoorlijke wiskundeknobbel. Kom daar nog maar eens om in onze tijd van A.I. en achteruitgekacheld onderwijs...

De plattegronden in de Denkmäler zijn enorm nauwkeurig, met bij elke muur en zuil de bijbehorende afmeting

Hoewel niet bepaald praktisch, gezien hun grootte, en op het oog misschien gedateerd, zijn de boeken en prenten van de Denkmäler tot op de dag van vandaag voor wetenschappers van grote waarde. Verschillende van de reliëfs en inscripties die erin staan opgetekend, zijn inmiddels namelijk verdwenen. Soms als gevolg van natuurlijke processen, maar vaak ook door de mens. Ik wees er in een eerder weblog al op dat verschillende tempels in de negentiende eeuw door de toenmalige Egyptische leider (deze meneer) zijn opgeofferd aan de vooruitgang, in de vorm van kalk voor cement of tichels als meststof voor op het land, maar ook Europese toeristen droegen een steentje aan het verlies bij, door stukken grafmuur uit te hakken en daarbij omliggende inscripties zwaar te verminken. De ironie wil dat Lepsius dit zelf ook deed, mét volledige toestemming van Egypte welteverstaan, maar het zou zijn expeditie tekort doen om deze te verengen tot louter die schattenjacht. Zijn missie omvatte immers vooral heel, heel veel tekenwerk, zo bewijzen die tegelzware pillen in Den Haag wel, en het zijn precies díé tekeningen waar wetenschappers anno nu hun voordeel mee doen. Van veel verdwenen reliëfs en hiërogliefenteksten staat namelijk een keurige, minutieuze kopie in de Denkmäler.

Tien van de twaalf Denkmäler-delen staan vol met kopieën van reliëfs en hiërogliefen

Hoewel mijn boek gister natuurlijk de hoofdreden was om de reuzenboeken van Lepsius te bekijken, was er in de marge ook nog een ándere reden. Geïnspireerd door mijn bezoek dit voorjaar aan de dierentuin van Antwerpen, heb ik afgelopen tijd namelijk een artikel geschreven voor Archeologie Magazine over de neo-Egyptische tempel aldaar, dat de redactie ergens begin volgend jaar graag wil plaatsen. Maar wat heeft dit met de Denkmäler te maken, vraag u zich nu vast af. De verklaring is eenvoudig: de ontwerper van het schilderwerk op de muren van de Antwerpse tempel haalde zijn inspiratie voor een groot deel uit de platen in deze boeken. Om dit te illustreren, wilde ik graag een foto van het boek maken, opengeslagen op een pagina met daarop een reliëfscène die inderdaad aardig lijkt op die in het Egyptische olifantenhuis in Antwerpen. Deze komt straks als het goed is bij mijn artikel. De Denkmäler-banden mogen dan log en verre van praktisch zijn, maar ze zijn vooral ook té mooi en waardevol om te worden vergeten. En daarmee zijn ze de aandacht in boek- en artikelvorm zonder meer waard!

Bonte schilderingen op de muren van de neo-Egyptische tempel in Antwerpen